Mijn ouders waren soms vervelend, begrepen me niet, luisterde niet naar me, en ze gaven mij goed bedoelde adviezen waar ik als puberkind helemaal niet op zat te wachten. Ze houden toch niet van me...dacht ik.
Een beetje onderuit gezakt en met een houding van: wat kan mij het allemaal schelen. Ik had vaak helemaal geen waardering voor mijn ouders, soms gaf ik ze zelfs een grote bek, en zei ‘ja’ terwijl ik ‘nee’ had moeten zeggen. Ik zei de dingen vaak op een ongelukkige manier, terwijl ik dit diep in mijn hart helemaal niet zo bedoelde. De leraren in de klas vonden mij allemaal zo aardig, omdat ik nooit iets zei. Knibbel knabbel knuisje, wie komt er nog in mijn wereldje? NIEMAND!
Natuurlijk namen mijn ouders mij wel serieus, en ze wilden mij ook helemaal niet kwijt raken, want stel je voor zeg. Ik wiebelde op mijn eigen benen, op zoek naar volwassenheid en naar mijn eigen geluk. Maar wie was ik nu eigenlijk, wat ging ik doen, wat wilde ik bereiken, en op wie zou ik morgen nou weer verliefd worden? Ik wist het allemaal niet meer. Ik werd soms zelfs duizelig voor mijn ogen. De hormonen gierde steeds vaker door mijn keel. Help, mijn wereldje draait door. Ik wist gewoon niet wat er nog ging komen, ik deed vaak geen oog dicht.
Deed ik het wel goed, doe ik niets verkeerd? Ik was heel zeker over mijn leven...geloof ik. Wat een rot leven had ik toch, terwijl ik niet in de gaten had dat iedereen om mij heen het goed met me voor had. Diep in mijn hart wist het allemaal wel, op een dag komt het allemaal goed, dit was maar tijdelijk. Deze donkere wolk gaat vanzelf weer weg. En wat ik ook wel wist, maar waar ik natuurlijk nooit over sprak: Ik hou wel ontzettend veel van die vervelende ouders...
Reacties
Een reactie posten