Als we het leven instappen, leren we geleidelijk wie we zijn en wat we willen. We ontdekken ambities, passies, en dromen. Maar hoe vaak denken we na over hoe we willen dat het leven eindigt? Wanneer ben je nog wilsbekwaam genoeg om aan te geven hoe je leven mag eindigen? Wat is het moment waarop lijden ondraaglijk en uitzichtloos wordt? Wat voor de een ondragelijk is, is voor de ander nog aanvaardbaar.
Mijn vader heeft Alzheimer, en als ik naar hem kijk, lijkt hij het nog steeds naar zijn zin te hebben. Hij lacht, maakt soms grapjes, en zijn ogen lichten op bij een herkenning. Voor hem voelt het niet ondraaglijk. Voor mij ligt dat anders. Als ik eerlijk ben, denk ik dat ik zo niet zou willen leven. Ik voel dat ik dit traject anders zou willen bewandelen. Maar ik besef ook dat het zijn leven is, niet het mijne. Ik kan niet bepalen hoe hij zijn leven moet leven, net zo min als hij dat voor mij kan bepalen. Zijn leven blijft van hem, zolang hij het bewust kan ervaren.Mijn vader is een man die de controle over zijn leven niet
graag naar zich toetrekt. Hij zou nooit expliciet kiezen voor een bepaalde
manier van afscheid nemen. Hij laat het over aan ons, zijn vrouw en kinderen,
als het zover komt dat hij zelf geen keuzes meer kan maken. En dus gaat hij
door, zoals hij dat altijd gedaan heeft. De dood zal hem komen halen wanneer
het zijn tijd is, en ik geloof niet dat hij ooit zal zeggen: “Nu is het
genoeg.” Voor hem is het een reis met onbekende bestemming, en hoe die zal verlopen,
weet niemand. Misschien maar goed ook.
Ik vraag me soms af hoe hij zelf tegen zijn ziekte aankijkt.
“Het is zoals het is,” zegt hij dan, met een schouderophalen en een zucht. Hij
aanvaardt het, zoals hij altijd dingen accepteerde die buiten zijn macht lagen.
In feite heeft hij gelijk. Er is geen medicijn tegen dementie, geen therapie
die Alzheimer kan terugdraaien. De achteruitgang is onvermijdelijk en
onomkeerbaar, en het enige zekere is dat het eindigt met de dood. Toch voel ik
het nog niet als lijden bij hem. Maar zullen we het erover hebben, vraag ik
mezelf af? Zal hij op een dag in een verzorgingshuis terechtkomen?
“Wil je op een gegeven moment opgenomen worden?” vraag ik
voorzichtig, wetende dat het antwoord afhankelijk is van hoe hij zich nu voelt.
“Nee,” zou hij waarschijnlijk zeggen, als hij zich daar nu goed genoeg voor
voelt. Maar wanneer je je niet langer bewust bent van wat er om je heen
gebeurt, wie ben je dan om te beslissen? Dan zou het te laat zijn om te zeggen:
“Dit wil ik niet.”
Ik ben bang dat hij, in dit stadium, al niet meer kan
bepalen hoe hij deze reis wilt laten eindigen. Natuurlijk zal hij zolang het
kan thuis blijven wonen, en dat is ook wat we willen. Het verlies van
waardigheid zal zo lang mogelijk uitgesteld worden. Maar uiteindelijk rest ons
alleen een pad dat we samen bewandelen, zonder zekerheid over het einde. Hoe laat is het? Het is
kwart over twaalf. De tijd tikt onvermijdelijk verder.
Gerelateerde berichten:
Een geprek dat we niet kunnen uitstellen
Reacties
Een reactie posten